zondag 29 december 2019

Wolven op straat

Habitus Geribde wolfsmelk (Euphorbia prostrata)
Deze titel kan aandacht trekken van mensen die op zoek zijn naar informatie over wolven (Canis lupus), zeer zeker een populair onderwerp op dit moment in Nederland en zeker net ten oosten van Deventer.

Sorry, teleurstelling, want hieronder gaat het over wolfsmelken, ofwel planten van het geslacht Euphorbia of mogelijk binnenkort (in de nieuwe Heukel's flora) Chamaesyce. Er zijn een aantal soorten nieuw in Deventer die binnen deze groep van wolfsmelken vallen. Kenmerkend is de liggende habitus. Ik had al eens eerder geschreven over 1 van die nieuwkomers voor Deventer en wel over Straatwolfmelk (Euphorbia maculata), zie de blog hierover van juli 2018. Ik had toen kunnen schrijven dat het wachten is op nog andere soorten. Dat was in augustus 2019 het geval. Tegelijkertijd met een andere nieuwe soort voor Deventer, te weten Lijmkruid (zie de blog op stadsplanten.nl) werd op een stoepje een andere liggende wolfsmelk gevonden. Direct was al duidelijk dat het niet de Straatwolfsmelk  was, want ongevlekte bladeren.

Detail Geribde wolfsmelk (Euphorbia prostrata)
Lijstje met kenmerken erbij, op de knieën (want de beharing op de vruchten bleek van belang) en dan is duidelijk dat het hier om Geribde wolfsmelk gaat.
Ofwel, een liggende wolfsmelk zonder vlekken op het blad en alleen op de ribben van de vruchten beharing. Dat laatste is het meest onderscheidende kenmerk van de liggende wolfsmelken.
Geribde wolfmelk beharing op de ribben, Gladde wolfsmelk heeft geheel gladde vrucht (ik ben in blijde verwachting van deze soort in Deventer) en de Straatwolfsmelk een volledig behaarde vrucht.

Van oorsprong komen ze uit Amerika en migreren nu vanuit Zuid-Europa naar de noordelijke delen van ons continent. Het zijn zogenaamde containerplanten. Ofwel planten die meeliften met in het oorsprongsgebied gekweekte en op transport gezette planten. In dit geval aantoonbaar via kuipplanten uit Zuid-Europa. Een zeer lezenswaardig artikel over dit fenomeen is vinden in een artikel in Dumortiera wat te vinden is via alienplantsbelgium.be. In dat bewuste artikel wordt overigens gesproken over Chamaesyce als geslachtsnaam. Verder nog een hele lijst aan soorten die gevonden kunnen worden in kuipplanten. Misschien een keer een excursie naar een tuincentrum ondernemen komend jaar. Lijkt me best spannend.

Vermeldenswaardig is data Geribde wolfsmelk flavonoïden, fenolen en fenolzuren bevat en wordt genoemd als geneeskrachtige plant met een helende werking bij hemorroïden (aambeien) (Bron: https://en.wikipedia.org/wiki/Euphorbia_prostrata).
Habitus Geribde wolfsmelk (Euphorbia prostrata)

Gerrit Hendriksen

woensdag 11 december 2019

Bloemen in de heg

Rankende duivekervel
Op zich niet direct heel bijzonder, bloemen in de heg. Heggerank, Bosrank en nog zo wat van dat soort soorten. Totdat je de soort wel herkend, maar .... Half mei, Veenweg/Brinkgreverweg. De weg lag open. Heel irritant. Tijdens het wachten voor het verkeerslicht (waarom eigenlijk, want er was geen verkeer, maar braaf als ik ben) toch wel even rondkijken. Huh, Rankende helmbloem in de heg, nee wacht. die intense kleuren van die bloemen. Dat kan alleen maar een Fumaria (Duivenkervel) zijn. 
Rankende duivenkervel
De blog stadsplanten.nl had in het artikel van 27 april 2019 net over deze soort gehad. Ja, dus herkenning en vooral ook bevestiging was niet heel moeilijk. Het gaat dus om Rankende duivenkervel (Fumaria capreolata).
Rankende duivenkervel

Het is een bijzonder warrige plant en was door de hele heg heen gevlochten, meters lang. 

Die kleuren zijn echt bijzonder. 
Vrij goed te zien is die diep purperkleurig punt van de kokervormige bloemen.

Verspreidingsatlas laat heel mooi zien dat de soort de laatste decennia vanuit het Oostelijke rivierengebied (Rijn) Nederland heeft veroverd en wel langs de rivieren. De steden springen er ook uit Utrecht en Amsterdam met name. 

Er gebeurt toch eigenlijk best veel eigenlijk. Ieder jaar wel een paar nieuwe soorten in de stad erbij. Ik denk dat dit de eerste was van 2019.
Wat een geweldige soort. Welkom in Deventer.
 
Gerrit Hendriksen

dinsdag 26 november 2019

Mantelanjer



Detail bloem Slanke mantelanjer
Een aantal jaar geleden had ik op een vrij uitzonderlijke plek al eens de Kleine mantelanjer gevonden in Deventer. Zie ook de blog die daarover is verschenen op Stadsplanten.nl. Afgelopen zomer vond ik aan de Mr. H.F. de Boerlaan nog een Mantelanjer, te weten de Slanke mantelanjer.
Doosvrucht
De soort heeft kortlevend zaad, wat het vermoeden wekt dat het uitgezaaid is, temeer ook door de aanwezigheid van diverse andere eenjarigen, zoals Hazenpootje (Trifolium arvense) en Papegaaienkruid (Amaranthus retroflexus). Echter verspreiding door opgebracht materiaal is ook niet helemaal uit te sluiten vanwege alle verbouwingen in de buurt.

Slanke mantelanjer komt vooral voor in het oostelijk rivierengebied, in Zuid-Limburg en in Zeeland, met als belangrijkste kenmerk voedselarme kalkhoudende zandgrond en stenige plaatsen. Wederom een aanwijzing dat inzaai voor de hand ligt.
Desalniettemin een leuke verrassing en aanvulling voor de flora van Deventer.

Overzicht groeiplaats
Gerrit Hendriksen   

Bron: https://www.verspreidingsatlas.nl/0696#

dinsdag 16 juli 2019

Draadgentiaan, Koprus en Dwergbloem, een zeldzame klasse

Draadgentiaan (Cicenda filiformis)
De laatste jaren zijn we al diverse keren verrast door het voorkomen van Draadgentiaan (Cicendia filiformis). Een zeldzame soort en sterk achteruitgegaan (75-100%) in Nederland, zie verspreidingsatlas.
Op 2 plekken waar de Plantenwerkgroep van KNNV-IVN vaak komen is de soort nu al massaal gevonden. Hoe gaaf is dat? Nota bene op een stuk voormalig landbouwgrond. Dat biedt perspectieven zou je zeggen.

Als je je wat verdiept in de soort, dan kom je vanzelf bij de plantengemeenschappen terecht en wel in de Dwergbiezenklasse. Dat is een klasse van kort levende pioniergemeenschappen op kale, vochtige vaak dichtgeslagen bodem. Hé, voormalige akker, heringericht, wisselende grondwaterstanden en invloeden van grondwater.  Klopt volgens de beschrijving van de veldgids Plantengemeenschappen van Nederland en dan de Dwergbiezenklasse, 28. Klassen kunnen uit verbonden, associaties en subassociaties bestaan. Nu wordt het leuk. Wat nu als je naast Draadgentiaan nog 2 kensoorten en diverse begeleiders (Zomprus, Greppelrus, Borstelbies, Gewone waternavel en Dwergzegge) hebt gevonden in hetzelfde gebied, dan kom in je de Draadgentiaan-associatie terecht. Deze associatie is zeldzaam in Nederland.

Koprus (Juncus capitatus)
Eén van die zeldzaamheden is de Koprus (Juncus capitatus), in 2015 gevonden in een retentiegebiedje langs de Zandwetering. Het ging toen om enkele 100'en exemplaren.
Nu in diverse poeltjes van één van die mooie gebiedjes rondom Deventer, Koprus en niet zo'n klein beetje ook. Eerst een aantal plantjes en verderop letterlijk duizenden. Draaddun, nauwelijks 10 cm groot met een mooie stervormige bloeiwijze.

Dwergbloem (Centunculus minimus)
Naast massaal Kleine zonnedauw, niet heel zeldzaam, maar landelijk gezien toch aan het achteruitgaan, ook een andere kensoort van de genoemde associatie. Duizenden exemplaren van Dwergbloem (Centunculus minimus) in de sporen van een voormalige aanvoerweg. Gemakkelijk voor mos aan te zien, gezien de grootte van de planten, slechts 1-3 cm groot en onopvallende bloemen. Overigens niet eerdere gemeld in Deventer e.o. sinds 1990!!
Naast deze soorten is nog een hele lijst van bijzonderheden mogelijk. Op wikipedia is een hele lijst van soorten beschreven waar we onze ogen voor open moeten houden tijdens excursies in dit type gebieden.

Wat is nu zo bijzonder aan het voorkomen van deze soorten. Ten eerste zijn ze natuurlijk buitengewoon zeldzaam. Koprus, minder dan 10 km hokken in Nederland. Dwergbloem, zoals gemeld niet gemeld sinds 1990, Draadgentiaan an sich is al niet heel algemeen. Blijkbaar is het dus een bijzondere plek. Gezien het feit dat het pioniergemeenschappen zijn is het dus zaak, als de beherende organisatie dat wil behouden, die pioniersituatie te behouden. Instandhouding kan geschieden door plaggen en schonen van de vennen. De begroeiing heeft baat bij het tot op de minerale ondergrond verwijderen van de toplaag. Dit kan prima gebeuren in combinatie met het verwijderen van de eeuwige Zwarte elzen en Berken en het schonen van de vennen. Door een wat flauwer oevertalud te realiseren wordt ook de oppervlakte geschikt voor de soorten uit deze associatie verder vergroot en worden de kansen voor een duurzame populatie vergroot (Bron, Schaminée, J., K. Sýkora, N. Smits & M. Horsthuis, 2010: Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist. ISBN 978 90 5011 309 0)

zondag 7 juli 2019

Nog meer muur

Muren habitat
Hiernaast een typisch voorbeeld van het habitat van de muren, beter de Vetmuren en Zandmuren en uiteraard nog wat meer soorten. Rijk aan voedsel, zanderig en hier en beiden. Ze kunnen behoorlijk wat betreding hebben. Vetmuren spannen toch wel de kroon wat betreft betreding. In drukke winkelstraten kunnen ze zichzelf prima handhaven, alleen wordt  herkenning toch best lastig en geeft vooral (als je het niet uitgraaft) een raar gezicht, achterwerk omhoog en met je neus op de staatstenen, tja, als je niet boven het 'maaiveld' uitsteekt dan krijg je dat. Op wat rustiger plaatsen laten de vetmuren zich goed bekijken. Veel mensen weten niet dat er meerdere soorten zijn, 6 om precies te zijn. Waarvan er met zekerheid 4 in Deventer voorkomen, Liggende, Sierlijke, Donkere en Uitstaande vetmuur. De verschillen met Sierlijke vetmuur (ook wel Krielparnassia zijn zo groot dat het lastig zal zijn deze in hetzelfde milieu tegen te komen als de overige soorten).
Liggende vetmuur met stekelpuntje op de bladen en, in dit geval 5 kroonbladen.
Donker vetmuur is nog een 4de soort die dezelfde standplaats deelt met Liggende en Uitstaande vetmuur. De verschillen zijn niet al te groot. Bladen met een kort stekelpuntje, vrijwel nooit kroonbladen, liggend tot stijgend en vertakt. In de vruchttijd is het wat anders dan staan de kelkbladen van Uitstaande vetmuur recht af van de vrucht, vandaar Uitstaande vetmuur.

Het heeft een jaar geduurd voordat deze blog helemaal klaar was. Waarom kun je je afvragen. Terecht, het zijn stuk voor stuk algemene soorten, bekijk maar verspreidingsatlas.nl. Ja leuk, maar, heb ik nu wel echt die verschillende soorten gezien. Ik was ervan overtuigd dat ik ze gemakkelijk alle 3 (Liggende, Donkere en Uitstaande vetmuur) zou kunnen zien. Nou dat viel toch wel even tegen. Want? 2 van de 3 genoemde zijn eenjarigen, 1 is overblijvend. Ah, daar zit al een clou waarom het niet gemakkelijk is om ze allen tegelijk tegen te komen. Eenjarigen hebben soms een zeer snelle levenscyclus, wat betekent dat je maar tijdelijk aanwezig zijn. Dat is de eerste uitdaging. De tweede is de grootte van de planten. Het is allemaal nogal klein.
Habitus Uitstaande vetmuur.
Maar dan toch, in het juiste jaargetijde (mei - juli) ze alle 3 gezien. Het verschil tussen Liggende vetmuur en Donkere/Uitstaande is dat de Liggende vetmuur een overblijvende soort is met een zeer duidelijk wortelrozet én het hele jaar door zichtbaar!!
Donkere vetmuur

Veel minder lang zichtbaar zijn de soorten Donkere en Uitstaande vetmuur. Mei tot juli is toch wel de tijd. Echter dat geld voor beiden. Dan toch die verschillen, beiden hebben ze draaddunne stengels en zijn rechtopstaand.

Grootste verschil is de witgerande en rechtopstaande kelkbladen van Donker vetmuur. Uitstaande vetmuur heeft recht afstaande kelkbladen in de vruchttijd en in de knoptijd een roze rode tand.
Uitstaande vetmuur

Hierboven (links) Donkere vetmuur (lichte vliezige rand aan de kelkbladen die stijf tegen het vruchtbeginsel staan) en rechts Uitstaande vetmuur met een roze rode tand/rand en uitstaande  kelkbladen.

vrijdag 3 mei 2019

Mossige steenbegroeier

Dat is nog eens naam waar je mee voor de dag kunt komen. In het Nederlands is het Mosbloempje (Crassula tillaea). Mossige steenbegroeier is de vrije vertalling van de Engelse naam Mossy stonecrop.
Mosbloempje met Liggen vetmuur
Even schrikken, want de wetenschappelijke naam Crassula roept doembeelden van de andere vertegenwoordiger van dit geslacht op. Te weten de Watercrassula. Dit is een uit Australië en Nieuw Zeeland ontsnapte exoot die vlakdekkend sloten en poeltjes en andere wateren kan bedekken.
Eigenlijk is het vermogen van deze twee leden van de Crassula familie hetzelfde, afgebroken stukjes worden nieuwe planten, mits voldaan wordt aan de juiste omstandigheden. Voor Mosbloempje geldt dat dit schrale zandgrond moet zijn. Genoeg aanwezig zou je zeggen. Echter, verspreidingsatlas is vrij duidelijk, vrij zeldzame soort. De waarnemingen in Deventer e.o. laten ook al niet veel twijfel hierover bestaan. Slechts 2 keer eerder opgegeven door waarnemers, en wel op dezelfde plek, te weten op één van de begraafplaatsen van Deventer.

Details, met o.a. de bloeiwijze van Mosbloempje.
Er zijn diverse verhalen over het Mosbloempje, bijvoorbeeld op eerder genoemde bron waar het de straten van Harderwijk rood schijnt te kleuren. Of de bijdrage op de blog stadsplanten, waar het als een van de soorten wordt gekend die als voegenvuller zou kunnen worden aangemerkt. Ok, nou dat is zeker niet geval in Deventer! Of kijken we er altijd overheen. Ik schat in dat dat laatste wel eens het geval zou kunnen zijn. Houd waarneming.nl maar in de gaten. Er zullen meerdere waarnemingen volgen nu er weer een zoekbeeld van een soort is bijgekomen.

Gerrit Hendriksen

zondag 21 april 2019

Muurbloem in Deventer

Muurbloem op de muur van de Bergkerk
De Muurbloem (Erysimum cheiri) is een iconische soort van oude muren. Er zijn niet heel veel plaatsen in Nederland waar de Muurbloem voorkomt, behalve dan in tuinen. Van nature komt de soorte in een aantal steden voor, waaronder Kampen, naar verluid de meest noordelijke groeiplaats.
In 2012 is de Muurbloem weer in Deventer te vinden, de soort is terug gekomen via het 'project herintroductie Muurbloem'. 

De muurbloem komt vermoedelijk oorspronkelijk uit het oostelijk Middellandse Zeegebied en is door de Romeinen in grote delen van Europa ingevoerd als sierplant en geneeskruid. De Muurbloem is een landelijk zeldzame plant die in onze contreien uitsluitend voorkomt op oude (stads)muren en ruïnes. In de bloeitijd van de muurbloem (april-juni) kleuren de muren met deze soort goudgeel van kleur. De muurbloem heeft de grootste bloemen van de familie kruisbloemigen van het land.
Detail Muurbloem

De muurbloem heeft een voorkeur voor zeer oude, verweerde muren die met zachte kalkspecie zijn gemetseld en gevoegd. Normaal gesproken staat zij niet op de loodrechte delen van de muren, maar op muurkronen, uitspringende randen en scheefgezakte delen.

Over het proces van het uizetten van de Muurbloem in Deventer is een artikel geschreven in het Vakblad voor Natuur, Bos en Landschap. Het artikel is te vinden en te lezen via het biobliotheek systeem van Wageningen UR, via de volgende link.

Muurbloem op Wellekade
Er is redelijk wat publiciteit rondom de Muurbloem, zoals ook op 21 april 2019 in het radio programma Vroege Vogels. In een specifiek deel van de uitzending (volg de link naar de podcast) is één van de initiatiefnemers van de herintroductie in Deventer aan het woord over de moederpopulatie van de Deventer Muurbloem, te weten die in Kampen.

KNNV Deventer houdt het wel en wee van de Muurbloem nauwlettend in de gaten in samenwerking met de stadsecoloog van Deventer.

Gerrit Hendriksen

zondag 31 maart 2019

Ster van Betlehem

Ik ben dit voorjaar niet direct heel religieus geworden, maar ik moet zeggen de Engelse naam Star-of-Betlehem is toch wel erg gaaf voor één van 's Neerlands echte inheemse bolgewassen die ook nog eens veel in Deventer zijn te vinden en wel op dit moment, in maart (het hoogtepunt van de bloei is toch wel half maart). De bloeiperiode is heel kort, waardoor het zaak is even een paar weken intens te genieten van deze prachtige bloemen soms als een zee te midden van Grote sneeuwroem (Chionodoxa forbesii).
Weidegeelster tussen Grote sneeuwroem in het Rijsteborgherpark

Eigenlijk is de Star of Betlehem gereserveerd voor de Bosgeelster (Gagea lutea) en heet dan Yellow Star-of-Betlehem en de Akkergeelster (Gagea villosa), ofwel Hairy Star-of-Betlehem.
Bosgeelster komt naar waarschijnlijkheid niet voor in de buurt van Deventer, Akkergeelster en Weidegeelster (Gagea pratensis) daarentegen wel.

Weidegeelster (Gagea pratensis)



De Weidegeelster is niet behaard, heeft bladeren smaller dan 1 cm en heeft meestal een roodbruine bladvoet. Weidegeelster heeft 1-6 lang gesteelde bloemen in een scherm boven 2 schutbladen. Weidegeelster komt op veel plekken in de oude parken van Deventer voor, ook langs een aantal wegen en kleinere parkjes is de soort bij voorkeur rondom boomvoeten te vinden.

De Hairy versie dankt zijn naam aan het feit dat, jawel de plant behaard is. Dat is echt heel erg duidelijk te zien. De Akkergeelster heeft een behaarde steel en zelfs bloemdekbladen (bij bolgewassen wordt niet gesproken over kelk- en kroonbladen maar over bloemdekbladen). De bloeiwijze van de Akkergeelster bevat tussen 5 en 15 bloemen per scherm, ook weer voorzien van schutbladen. Opvallend zijn de iets puntiger en kleinere bloemen dan de Weidegeelster.
Akkergeelster (Gagea villosa)
Het is zoeken naar Akkergeelsterren tussen de vele malen vaker voorkomende Weidegeelsterren. Als dan ook nog het Speenkruid massaal aan het bloeien is dan is het helemaal goed zoeken. Zeker ook omdat Akkergeelsterren gewoon niet zo heel algemeen zijn. Een citaat uit de Nederlandse Oecologische Flora (4:277): "Enige tientallen jaren lang werd de Akkergeelster gedoodverfd als een uit ons land verdwenen soort. Vanaf 1969 bleek gaandeweg dat zij helemaal niet voor de Nederlandse flora verloren was, maar dat het alleen erop aankwam op de juiste plekken te zoeken." Dit geld ook voor Deventer. Tot voor een jaar of 5 geleden was niet bekend dat deze soort te vinden is. Voor zover bekend is er buiten het Rijsteborgherpark en het Worpplantsoen maar 1 andere plaats met Akkergeelster.

Het fraaie van Deventer is dat het voor Weidegeelster en Akkergeelster zo'n beetje in het hart van het verspreidingsgebied van beide soorten ligt. Rondom Deventer is de Weidegeelster zeker niet heel zeldzaam. Akkergeelster is overal redelijk zeldzaam, zelfs in het hart van het verspreidingsgebied is het goed zoeken naar de Hairy Star-of-Betlehem.


Gerrit Hendriksen