Draadgentiaan (Cicenda filiformis) |
Op 2 plekken waar de Plantenwerkgroep van KNNV-IVN vaak komen is de soort nu al massaal gevonden. Hoe gaaf is dat? Nota bene op een stuk voormalig landbouwgrond. Dat biedt perspectieven zou je zeggen.
Als je je wat verdiept in de soort, dan kom je vanzelf bij de plantengemeenschappen terecht en wel in de Dwergbiezenklasse. Dat is een klasse van kort levende pioniergemeenschappen op kale, vochtige vaak dichtgeslagen bodem. Hé, voormalige akker, heringericht, wisselende grondwaterstanden en invloeden van grondwater. Klopt volgens de beschrijving van de veldgids Plantengemeenschappen van Nederland en dan de Dwergbiezenklasse, 28. Klassen kunnen uit verbonden, associaties en subassociaties bestaan. Nu wordt het leuk. Wat nu als je naast Draadgentiaan nog 2 kensoorten en diverse begeleiders (Zomprus, Greppelrus, Borstelbies, Gewone waternavel en Dwergzegge) hebt gevonden in hetzelfde gebied, dan kom in je de Draadgentiaan-associatie terecht. Deze associatie is zeldzaam in Nederland.
Koprus (Juncus capitatus) |
Nu in diverse poeltjes van één van die mooie gebiedjes rondom Deventer, Koprus en niet zo'n klein beetje ook. Eerst een aantal plantjes en verderop letterlijk duizenden. Draaddun, nauwelijks 10 cm groot met een mooie stervormige bloeiwijze.
Dwergbloem (Centunculus minimus) |
Naast deze soorten is nog een hele lijst van bijzonderheden mogelijk. Op wikipedia is een hele lijst van soorten beschreven waar we onze ogen voor open moeten houden tijdens excursies in dit type gebieden.
Wat is nu zo bijzonder aan het voorkomen van deze soorten. Ten eerste zijn ze natuurlijk buitengewoon zeldzaam. Koprus, minder dan 10 km hokken in Nederland. Dwergbloem, zoals gemeld niet gemeld sinds 1990, Draadgentiaan an sich is al niet heel algemeen. Blijkbaar is het dus een bijzondere plek. Gezien het feit dat het pioniergemeenschappen zijn is het dus zaak, als de beherende organisatie dat wil behouden, die pioniersituatie te behouden. Instandhouding kan geschieden door plaggen en schonen van de vennen. De begroeiing heeft baat bij het tot op de minerale ondergrond verwijderen van de toplaag. Dit kan prima gebeuren in combinatie met het verwijderen van de eeuwige Zwarte elzen en Berken en het schonen van de vennen. Door een wat flauwer oevertalud te realiseren wordt ook de oppervlakte geschikt voor de soorten uit deze associatie verder vergroot en worden de kansen voor een duurzame populatie vergroot (Bron, Schaminée, J., K. Sýkora, N. Smits & M. Horsthuis, 2010: Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist. ISBN 978 90 5011 309 0)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten