cookieChoices = {}; Deventer Natuur: 2018

donderdag 20 december 2018

De Welle en de Poelruit

De Wellekade is een bijzonder deel van de stad die bloot staat aan onder andere het water van de IJssel. De IJssel heeft een behoorlijke invloed doordat de kade wel eens overstroomt (jaarlijks) waardoor er in floristische zin allerlei verrassingen kunnen voorkomen en dat is mooi materiaal voor een serie. Deze aflevering gaat over een soort die grote pollen kan vormen en veel kan worden gezien in de uiterwaarden, de Poelruit, ofwel Thalictrum flavum. Op de Wellekade is één plant te vinden en wel vlakbij het merkteken met waterstanden, dus aan de kant van de Wilhelminabrug. Volgens https://www.verspreidingsatlas.nl/1275 groeit de Poelruit op “zonnige tot licht beschaduwde plaatsen
op natte tot zeer vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, humeuze en vaak kalkhoudende grond.” Dus niet op een stenige ondergrond. Kalkrijk zou overigens wel kunnen kloppen, daar op die muur bij het Pothoofd, maar humeus nou niet direct en al helemaal niet vochtig en nat. Toch staat de plant er al het hele jaar, ondanks de verschroeiend hete zomer. Poelruit is algemeen, zoals het kaartje op reeds genoemde site laat zien, zeker in de uiterwaarden van het rivierengebied. Met hoog water moeten zaden een goede bodem hebben gevonden. Daar de zaden kortlevend zijn (minder dan 1 jaar), moet het met het laatste hoogwater mee zijn gekomen vanuit de uiterwaarden stroomopwaarts. Het is op de foto niet te zien dat er nog meer soorten op dezelfde plek staan, dat zou namelijk een verklaring kunnen zijn voor enige vorming van humus. Volgend jaar wordt zeker weer gekeken of de plant er nog staat, zeker als er geen ‘schurend’ hoogwater komt is er best wel een kans dat er dan misschien ook wel bloei gaat komen. Over die bloeiwijze gesproken.

De bloeiwijze van de Poelruit is een eigenaardige bloeiwijze die eigenlijk alleen maar bestaat uit lange meeldraden, met lichtgele helmknoppen. De zeer smalle, geelachtige bloemdekbladen vallen af zodra de bloem gaat bloeien. Omdat de meeldraden zo lang zijn is het een opvallende verschijning in de uitwaarden, zeker ook omdat de planten tot 90 cm hoog kunnen worden.

Gerrit Hendriksen

zondag 21 oktober 2018

Asters aan de kade

Smalle aster aan het Pothoofd, met op de achtergrond de Lebuïnuskerk
Het is herfst, nou ja, nog bijna 20 graden zo half oktober 2018. Langs de IJssel struinend zie ik een prachtige pol asters staan. Smalle asters zijn hier en daar op de kribben en de stenige rivierbescherming te vinden vaak samen met Engelse alant (die blijkbaar vorig jaar alles heeft gegeven wat het had, dit jaar nauwelijks één te zien namelijk). Goed die kribben en die asters. Vlakbij de Wilhelmabrug, zo ongeveer ter hoogte van het locatie Pothoofd staat prachtig in de uiterwaarden een pol Smalle aster. Smalle aster (Aster lanceolatus/ontarionis) is een exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant) uit het noorden van Amerika (Verenigde Staten en Canada) wat het tweede deel van zijn wetenschappelijk naam verklaard. Diverse indianen in het noorden van Amerika gebruiken Smalle aster bij koorts, wonden en bloedneus.
In het oorspronkelijke verspreidingsgebied worden 5 ondersoorten onderscheiden (zie efloras.org). Omdat er in de Heukels' maar 1 soort is beschreven is nu niet duidelijk welke ondersoort dit zou moeten zijn. Dat vergt wat nader onderzoek, misschien dat ik daar nog eens op terug kom.
Overigens heet het geslacht in VS en Canada Symphyotrichum.
Op verspreidingsatlas.nl staat er s.l. achter de NL naam, wat betekent Sensu lato, ofwel in brede zin. Alienplantspecies.be (bezoek die site, erg veel informatie) geeft aan dat er weinig bekend is over de exacte verspreiding van de soort en welke er nu eigenlijk zijn. Het geeft wel aan dat vooral de Smalle aster veel meer voorkomt dan andere soorten uit dat genus.
Wat in ieder geval zeker is dat de soort vooral langs de rivieren voorkomt, daar zijn de kribben dan weer.
Aster lanceolatus, close up
Net als de in tuinen voorkomende Herfstaster is ook deze aster in trek bij bijen (in het geval van bovenstaande foto is er nog een honingbij te zien.

Geniet ervan zolang het nog niet heeft gevroren, het is een mooie soort.

Gerrit

dinsdag 28 augustus 2018

Daar ligt ie dan

Het najaar is de tijd van de ganzenvoeten. Graag ga ik dan met de plantenwerkgroep lekker langs de uiterwaarden struinen en kom je al die leuke ganzenvoeten tegen. Maar ook in de stad zie je regelmatig diverse soorten ganzenvoeten, zoals ook deze Liggende ganzenvoet.
Al een aantal jaar staat op een bepaald deel van een straat in Deventer diverse planten van de Liggende ganzenvoet (Chenopodium pumilio), liggend, niet direct op die paar planten na waaroverheen gelopen wordt. Deze soort behoort samen met Druifkruid en Welriekende ganzenvoet tot het (sub)genus Dysphania, de beklierde ganzenvoeten.

Liggende ganzenvoet is van oorsprong afkomstig uit Australië en Nieuw-Zeeland en wordt ook tot de wol-/graanadventieven gerekend. Volgens de website alienplantsbelgium (waar de soort overigens Dysphania pumilio wordt genoemd) wordt de soort veel waargenomen in havens, op spoorwegemplacementen en in de buurt van graanverwerkingsbedrijven. Blijkens de genoemde site is het een soort die efemeer is, ofwel kan zichzelf maar zeer kort handhaven. Nou .... dat valt te bezien, mijn eerste waarneming op dezelfde plek is zeker al 5 jaar geleden. Bovendien is aan de titel van de blog op stadsplanten.nl met de naam "al tien jaar liggend aan de voet van de kerk" op te maken dat 10 jaar toch best al een tijdje is. Binnen het stedelijk gebied handhaaft de soort zich echter prima en kan het als een ingeburgerde soort worden beschouwt.
In Nederland is de soort vooral te vinden op de zandstrandjes langs de grote rivieren. Het is een uitgesproken warmteminnende pionier van stikstofrijke verstoorde bodems. Even verderop in de straat is in verband met bouwwerkzaamheden 'gerommeld'. Daar zijn ze dan ook niet 15 cm hoog, maar zomaar een halve meter. Het effect van de standplaats is vrij duidelijk. In het verrommelde deel hebben de planten alle ruimte en liggen ze zeker niet, zijn de planten zelfs groot te noemen, met een mooie driehoekige vorm.
Dé verschillen tussen zijn directe verwant waar de soort erg op lijkt, Druifkruid (Chenopodium botrys), zijn de compacte ronde kluwens met bloemen in de bladoksel en de gele klierharen op de onderkant van het blad. De vaak liggende habitus is bij deze populatie bepaald niet het meest opvallende kenmerk.

zaterdag 28 juli 2018

Varkensgras maar dan toch anders

Diverse keren kom je er voorbij zonder het op te merken. Dan opeens .... he, wacht even wat is dat daar tussen de tegels. Het ziet eruit als Gewoon varkensgras (Polygonum aviculare), een soort die iedere florist gezien heeft en kent, die zelfs iedere burger in Nederland gezien heeft, maar mogelijk niet weet dat deze bestaat. Het kaartje op verspreidingsatlas.nl toont wel aan dat die bewering haast waar moet zijn. Echter de soort waarover deze blog gaat heeft een donkere vlek op de bladeren. Bovendien, bij nadere inpectie ziet de soort er ook net iets anders uit. Euphorbia maculata).
Groeiplaats van Gewone varkenskers look-a-like
Zoals de gewoonte is, trek ik een stukje van de plant om het beter te kunnen bekijken (zoals hierboven te zien is, is dat beter dan met mijn neus op de tegels liggen) en ik zie direct dat er een witte druppel aan de stengel hangt, hé, dat moet een wolfsmelk zijn. Kan niet anders zijn dan Straatwolfsmelk (Euphorbia maculata). Het kaartje op verspreidingsatlas laat een heel ander beeld zien dan dat van Gewoon varkensgras, vele malen minder algemeen, en voor Deventer zelfs de eerste. De soort is zoals gezegd toch ook best anders, zoals volgende foto's laten zien.
Straatwolfsmelk Euphorbia maculata, detail opname

Straatwolfsmelk (let op de donkere vlek op de blaadjes, aan de linkerkant goed te zien)
De combinatie van het gevlekte blad (zie foto hierboven) en de regelmatige beharing van de vrucht (zie de detail opname) zijn de kenmerken die de soort onderscheiden van nog 3 andere wolfsmelken, te weten E. serpens, E. prostrata en E. humifisa. 3 soorten die net als de Straatwolfsmelk vaker gevonden zullen worden en zich goed thuis voelen in het stedelijk milieu. Goed kijken dus naar dat Gewoon varkensgras, als het iets blauwgroener is dan gewoon varkensgras dan .... even kijken naar de blaadjes en de bloeiwijze en bij twijfel een stukje van de stengel afhalen, komt er wit sap uit dan ...

Gerrit Hendriksen

Verlaten watertjes

Vaak krijg ik tips van mensen, die dan roepen wist je dat ....? Nou nee, dat wist ik niet, moet ik dan toegeven. Veelal volg ik die tips op en ga ik even kijken. Zo ook deze keer naar een watertje waar ik al vaak langs gefietst was, maar waar ik nooit enige aandacht aan besteed had. Dichtgegroeid dacht ik met iets algemeens. Wel wat dichtgegroeid (zie overzichtsfoto), veel mos en vooral heel spannende randen.
Bijna dichtgegroeid watertje (oorsprong onbekend)
Die randen; het eerste wat me opviel waren de plakkaten van een opstijgende, viltige plant. De spaarzame bloeistengels hielpen me al snel op de naam van de soort, Moerashertshooi (Hypericum elodes).
Moerashertshooi Hypericum elodes
Een soort van voedselarme wateren in venige gebieden op zand. Er waren enige plakkaten van deze soort rondom het watertje aanwezig.
Volgens de melder staat er ook Slangenwortel (Calla palustris). Ik heb blijkens mijn melding dat ik die niet gezien had, verkeerd gekeken, zo kreeg ik te horen en kreeg prompt de volgende foto toegezonden.
Hoe had ik deze kunnen missen, ik ga zeker nog een keer.
Wat er nog meer te zien was is Blaaszegge (Carex vesicaria) een paar prachtige pollen.
Blaaszegge (Carex vesicaria)
Ik ga nog vaker af op tips, dat is zeker.

Gerrit Hendriksen

maandag 18 juni 2018

Slapen in een kelkje

Van veel dieren is min of meer bekent waar ze zich 's nachts ophouden, zelden, echter, zie je waar ze zich verblijven. Van bijen is bekent dat ze zich graag in bloemen ophouden die zich sluiten als het donker wordt.
Twee soorten in een klokje van het rapunzelklokje
Bloemen zijn er blijkbaar niet alleen om voedsel te halen maar ook om in te overnachten. Dat heeft diverse functies al heb ik daar niet direct literatuur over kunnen vinden. Ten eerste is dat temperatuur. In een omgeving waarin de uitstraling van warmte vermindert kan worden blijf je gemakkelijker warm. Dat heeft als voordeel dat na een ongunstige periode sneller over gegaan kan worden op voedselzoeken en partner zoeken.
Ongunstige perioden kunnen ook slecht weer zijn.

Gerrit Hendriksen
Een colletes in een bloem van het kaasjeskruid.

Een colletes in een composiet

Een colletes in een bloem van een Grote teunisbloem

maandag 11 juni 2018

Territoriale bij

Grote wolbij (Anthidium manicatum)
Ze zijn er weer, zodra in de tuin Hartgespan (Leonurus cardiaca) bloeit, dan is daar niet veel later ook de grote wolbij.
Mijn favoriete bijtje denk ik. Geweldig mooie en eigenlijk ook wel grote bij met een vrij bijzondere levensstijl, althans de mannetjes. Ze houden er namelijk een territorium op na. Zet op een aantal plekken Hartegespan in de tuin (op zonnige plaatsen) en de kans is groot dat na verloop van tijd (en andere harige planten, de voorwaarde voor wolbijen in de tuin) deze soort ook in uw tuin is te vinden.
Het bijzondere aan wolbijen is dat ze kunnen zweven als een zweefvlieg, zie daartoe ook bovenstaand 'lucky shot'. Dat doen de mannetjes dan bij voorkeur vanaf een hoge post waarbij alle soortgenoten (en anderen) aggressief worden weggejaagd. Wolbijen verzamelen de haren van harige planten om daarmee het nest te bekleden.

De wolbijen behoren tot de familie van de Megachilidae, de buikverzamelaars. Dat wil zeggen de vrouwtjes verzamelen stuifmeel aan een buikschuier, dat is zijn rijtjer naar achter wijzende stevige haren (borstels), waarmee de pollen van de meeldraden worden geschept. In het nest word deze verzameling dan met de poten afgeveegd. Voor een geweldige foto van die buikschuier, zie http://wildebijen.nl/wolharsbijen.html.

De mannetjes van de grote wolbij zijn te herkennen aan de 3 doorns op hun achterlijf (op het 7de tergiet om precies te zijn). Zie hieronder.

mannetje Grote wolbij
Gerrit Hendriksen

dinsdag 5 juni 2018

Het moestuintje levert mooie beelden

Zoals velen in Nederland heb ik de mogelijkheid gehad om een AH-IVN Moestuintje te realiseren. Edoch, daar gaat het bij mij direct mis. Er moet wel enige regelmaat in onderhoud zitten. Jammerlijk mislukt dus. Echter, zo af en toe een nachtvlindertje proberen te lokken om te achterhalen welke leuke soorten er allemaal in mijn tuin voorkomen heeft de volgende foto van een overigens zeer gewone soort opgelevert. 
Zwartbandspanner (Xanthorhoe fluctuata)
Het is een soort die algemeen is in Nederland en o.a. veel in tuinen voorkomt met enige ruigte (o.a. mijn tuin met, om het positief uit te drukken, voldoende gelegenheid voor soorten die van een ruigere omgeving houden). 

Gerrit Hendriksen

zondag 27 mei 2018

Knappend muur

Gewone zandmuur op een parkeerplaats bij het NS Station Deventer
Knappend muur, vreemde titel voor een blog over flora natuurlijk. Muur slaat hier op een plantje uit de Anjerfamilie, de Caryophyllaceae, te weten Zandmuur, Arenaria. Knappend slaat op het onderscheid tussen de twee soorten die in Nederland voorkomen. Tengere zandmuur en Gewone zandmuur, respectievelijk Arenaria leptoclados en Arenaria serpyllifolia. Waar de verspreiding van Tengere zandmuur onvoldoende bekend is laat het kaartje van Gewone zandmuur weinig ruimte voor discussie, vrijwel overal in Nederland (wat zeldzamer in het noordoosten), waarbij mag worden aangetekend dat het mogelijk is dat een deel van de waarnemingen Tengere zandmuur betreft.

Beiden groeien op ongeveer dezelfde standplaats al is het zo dat Tengere zandmuur een voorkeur heeft voor meer kalkrijke bodems. Er zijn twee verschillen die in het veld redelijk goed te herkennen zijn. Gewone zandmuur is tweeslachtig (mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken in 1 bloem), terwijl Tengere zandmuur eenslachtig is (mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken niet in dezelfde bloem). Echter het kenmerk waaraan deze blog zijn titel te danken heeft is natuurlijk het meest sexy kenmerk en altijd leuk om te demonstreren. Het samendrukken van de zaaddoos gaat gepaard met een knappend geluid. Succes verzekerd bij een excursie.
Gewone zandmuur (te zien is dat de kroonbladen kleiner zijn dan de kelkbladen)
Volgens verspreidingsatlas is er ook nog een derde soort, Gedrongen zandmuur (Arenaria serpyllifolia subsp. lloydii) welke volgens Gorteria 11 (1983) sinds 1949 niet meer in Nederland is vastgesteld.

zondag 8 april 2018

Nog meer witte bloemetjes

Vorig jaar is op deze blog al eens geschreven over die kleine witte bloemetjes die nu (in het vroege voorjaar) overal te vinden zijn. Waar het toen vooral ging over de algemene soorten als Vroegeling (Erophila verna) en Kleine veldkers (Cardamine hirsuta) gaat deze blog over een soort die niet tot de kruisbloemen behoort, maar tot de steenbreekfamilie (Saxifragaceae), en veel minder algemeen is.
Kandelaartjes (Saxifraga tridactylites)
De steenbreekfamilie wordt over het algemeen geassocieerd met soorten die op stenige plaatsen voorkomen en, zoals de naam al zegt, 'stenen breken'. De soorten binnen deze familie zijn ware specialisten die in spleten en scheuren van gesteenten groeien en kunnen soms behoorlijke afmetingen krijgen.
Kandelaartje is de prozaïsche nederlandse naam van de 'drievingerige steenbreek' (naar de 3 lobben van de blaadjes). Kandelaartje komt voor op neutrale tot kalkrijke zandige tot stenige grond en dus aan de kust en in de duinen waar het veelvuldig te vinden is. Echter ook op rivierduinen en dan met name langs de IJssel. Omdat de mens er altijd van houd om lekker te rommelen (wegen aanleggen met zand van .... ) en overal stenen neer te leggen is het ook, als aan de voorwaarde van kalk wordt voldaan, in bijvoorbeeld de binnenstad te vinden. Op o.a. de blog stadsplanten.nl is te lezen dat de soort mogelijk van Ameland afkomstig is. Kandelaartje heeft een kandelaar achtige bloeiwijze, dus heel gek is de naam niet.
In Deventer is het o.a. massaal te vinden op het talud van de A1 tussen Deventer en Deventer-Oost (wel de zonnig kant bekijken). Daar staat het met 10-duizenden over een aantal kilometer, echter tussen die andere witte bloempjes, inclusief Deens lepeblad, ofwel het valt niet op. Kandelaartje is nogal een laag blijvend plantje en meestal niet groter wordt dan 10 centimeter (het gemiddelde zal eerder in de buurt  van de 5 cm liggen).
Klierharen van Kandelaartje

Kandelaartje is geheel bedekt met klierharen (op de bloemblaadjes na) en valt vooral op door de rode kleur van blad en vooral de steel.

Op enkele plaatsen in de binnenstad is het ook te vinden, waaronder voor het gebouw van Aventus aan de Snipperlingsdijk en voor Makelaardijk Thomas aan de Kazernestraat. Verder is het te vinden op een bestraat heuveltje bij de Tango en op een industrieterrein aan de Teugseweg. Die laatste plaats is wel een vrij bijzondere plaats omdat Kandelaartje daar te vinden is tussen mos van het geslacht Tortula. In de duinstreek is deze combinatie een zeer gebruikelijke.


Gerrit Hendriksen


Zout aan de rand

"Zout aan de rand", "van de weg" moet er nog achteraan heeft diverse effecten op de natuur. Een zoektocht op internet geeft aan dat bomen kunnen verdrogen en diverse soorten het niet meer halen. Echter het heeft ook een zekere verrijking in de flora tot gevolg. Zonder zoutstrooien geen zogenaamde halofiele soorten in het binnenland. Uiteindelijk kan geen enkel organisme tegen teveel zout, en zijn er altijd beschermende maatregelen nodig om te voorkomen dat alle vocht uit het organisme wordt onttrokken. Echter als die maatregelen voldoende zijn, dan is het wel zo dat een soort een betere concurentiepositie ten opzichte van andere soorten heeft. Een van die soorten, elke nu volop bloeit in de wegbermen van wegen waar veelvuldig met zout wordt gestrooid is het Deens lepelblad, Cochlearia danica.
Deens lepelblad, Cochlearia danica
Kijk eens naar de randen van de wegen. Daar is een wit tapijt te vinden van lage wite bloempjes, meestal minder dan 10 cm. Tot aan de jaren 70, toen er nog geen sprake was van grootschalige gladheidsbestreiding, was Deens lepelblad alleen vindbaar aan de kust. Dat is zijn natuurlijk standplaats, kwelders, zeedijken en groene stranden.
Op verspreidingsatlas.nl is de toename van de verspreiding vanaf 1980 bijvoord beeld prachtig te illustreren door gebruik te maken van de datumverschuiver (timeslider) aan de linkerkant van het kaartje (het oranjelijntje). Daar zie je dat vanaf 1979 de verspreiding van Deens lepelblad, landinwaarts, is toegenomen.

Kijk er eens naar als u voor het verkeerslicht staat of met de fiets vlak langs een van de drukke wegen van Deventer fietst (Snippeling bijvoorbeeld). In de rand daar staan ze. Ze zijn nauwelijks te verwarren met andere soorten, hooguit met het veel zeldzamere Echt lepelblad of zijn ondersoort Engels lepelblad, deze komen echter niet in Deventer e.o. voor, maar zijn beperkt tot de kust en dan met name Noord-Holland.

Het aardige is dat deze soort net als veel andere soorten kruisbloemigen die in het voorjaar bloeien rijk is aan vitamine C. 

Deens lepelblad (Cochlearia danica)

Gerrit Hendriksen

dinsdag 2 januari 2018

Borstels op het zand

De laatste jaren hebben diverse ingrepen plaatsgevonden in gebieden dichtbij de beken die rondom Deventer liggen, waaronder de Zandwetering. Meestal om zogenaamde hoogwaterretentie gebieden te creëren. Om de waterberging van de beken te vergroten, of volgens de website van de gemeente Deventer 'Het waterschap wil graag toe naar een duurzamer watersysteem. Daarbij wordt het water langer in het gebied vastgehouden. Dat biedt ook kansen voor verdere verbetering van de natuur.' En dat is goed te zien. Naast het weer laten meanderen van de weteringen worden ook veel laagtes aangelegd. Die laagtes zijn botanisch interessant. Een van de eerste soorten die zich vestigt is de Borstelbies. Borstelbies is één van de Cypergrassen, grasachtige planten met een afgeplatte tot 3 kantige, met merg gevulde stengel.
Borstelbies (Isolepis setacea)
Borstelbies is vrij zeldzaam in Nederland, en niet of nauwelijks te vinden op veen of klei. Dat is mooi te zien op het verspreidingskaartje. Het wordt echter door de grootte (meestal kleiner dan getoonde foto's, minder dan 10 centimeter hoog) en bij wat meer begroeiing nogal eens over het hoofd gezien. Bij een volledige gesloten vegetatie zal Borstelbies verdwijnen, het is een echter pioniersoort met als kenmerk dat het zaad langlevend is.
Borstelbies (Isolepis setacea)
Zoals te zien op bijgevoegde foto's staat Borstelbies direct op het zand. Op de plek waar de foto's zijn genomen stond eigenlijk alleen hier een daar een zaailing van een Wilg (Salix spec.) en hier en daar Lidrus (Equisetum palustre).

Gerrit Hendriksen